Pensioenbestuurders.nl organiseerde het seminar Goed Pensioenfondsbestuur na de Crisis aan de Erasmus Universiteit Rotterdam op 31 mei 2010.

Prof. dr. Jaap Koelewijn was voorzitter van het seminar.

Sprekers waren Prof. dr. Eduard Bomhoff, drs. David van As RA , Afdelingshoofd Toezicht Grote Pensioenfondsen bij De Nederlandsche Bank, mr Leon Mooijman, Coördinator Pensioenbeleid bij Algemene Werkgeversvereniging Nederland en dr. Pieter Omtzigt, Tweede kamerlid voor het CDA.

Onderdelen van goed pensioenfondsbestuur of pension fund governance zijn zorgvuldig bestuur, verantwoording, medezeggenschap en deskundigheid. Geeft de kredietcrisis aanleiding tot aanpassing van goed pensioenfondsbestuur?

Hierover werd gesproken vanuit verschillende invalshoeken: vermogensbeheer, toezicht, sociale partners en politiek.

Prof. dr. Jaap Koelewijn

Invalshoek vermogensbeheer

Prof. dr. Eduard Bomhoff, auteur van onder andere het boek “Uitgekleed. Hoe onze welvaart verdween” , stelde een aanvulling voor op het rapport van de commissie Frijns. De custodian, de financiële partij die de effecten voor pensioenfondsen bewaart, is bij uitstek geschikt voor formulering van en controle op beleggingen en voor de evaluatie van bereikte resultaten. Nu bepalen pensioenfondsen zelf hoe zij hun behaalde beleggingsresultaten communiceren.

Ter illustratie van zijn voorstel sprak de heer Bomhoff over zijn ervaringen als bestuurslid bij twee pensioenfondsen van multinationals. Hij constateerde daar dat pensioenfondsen zelf bepalen hoe hun rendementen worden gemeten en met wie zij hun behaalde rendementen vergelijken.

Vielen de beleggingen tegen, dan vergeleken deze twee pensioenfondsen hun tegenvallende beleggingen met pensioenfondsen die nog slechtere rendementen haalden. Vervolgens concludeerden de twee pensioenfondsen dat zij het dan nog lang zo slecht niet hadden gedaan. Vielen de beleggingen mee, dan werd er op gewezen hoe goed het pensioenfonds had belegd.

In het kader van goed pensioenfondsbestuur verdient het de voorkeur om de beleggingen te laten rapporteren en communiceren door de onafhankelijke partij die de effecten van een pensioenfonds bewaart.

Omdat pensioenfondsen naar hun aard langetermijn beleggers (horen te) zijn, stelde de heer Bomhoff dat bij een verplichte pensioenregeling waar collectief pensioen wordt opgebouwd de intergenerationele solidariteit van groot belang is. Onder deze voorwaarde is een verplichte pensioenregeling voor de deelnemers aanvaardbaar omdat zij als collectief hun risico’s met elkaar delen.

De actieve deelnemers zijn solidair met de gepensioneerden en de slapers als de loongroei hoog is en/of de rendementen laag. Omgekeerd zijn de slapers en gepensioneerden solidair met de actieven wanneer de loongroei laag is en/of de rendementen hoog.

De solidariteit tussen generaties zorgt ervoor dat de deelnemers minder kwetsbaar zijn voor slechte economische tijden, hoge inflatie en lage rendementen. Een collectief heeft namelijk een lange beleggingshorizon zodat gunstige tijden kunnen worden gebruikt om te compenseren voor ongunstige tijden.

In die situatie hoeft een deelnemer zich geen zorgen te maken of de beurs bij zijn nadere pensioendatum hoog of laag staat. Onder de voorwaarde van solidariteit tussen generaties hoeft een pensioenfonds niet voor oudere deelnemers die voor hun pensionering staan, om te schakelen van aandelenbeleggingen naar vastrentende waarden.

Bij een nominale doelstelling in combinatie met conditionele indexatie kan een pensioenfonds onder voorwaarde van solidariteit tussen generaties langer in aandelen beleggen. Flexibiliteit in de doelstelling is daarom aantrekkelijker voor sponsor en deelnemers.

Invalshoek deskundigheidseisen pensioenbestuur vanuit toezchthouder DNB

Namens De Nederlandsche Bank (DNB) sprak drs. David van As RA, hoofd afdeling toezicht pensioenfondsen, over hoe DNB in de praktijk de deskundigheid van pensioenbestuurders toetst.

Een punt van zorg betreft de continuïteit van pensioenbesturen. Jaarlijks lopen bij circa 600 pensioenbestuurders de benoemingstermijn af, of zij vinden het besturen van het pensioenfonds te tijdrovend worden dan wel vrezen aansprakelijk te worden gesteld door belangenverenigingen van gepensioneerden of andere belanghebbenden.

In lang niet alle gevallen worden de vrijgekomen bestuurdersposities weer opgevuld. Kennis en ervaring gaat op deze wijze verloren in de pensioenfondsbesturen.

De heer Van As noemde artikel 14 van de Pensioenwet ‘onvoorstelbaar belangrijk’. Een pensioenfonds moet beschikken over deskundigheid om de uitvoering van uitbestede werkzaamheden te kunnen beoordelen. De deskundigheid van het collectief wordt de komende tijd belangrijker. Deskundigheid inhuren, is toegestaan.

Een onderdeel van goed pensioenfondsbestuur dat de heer Van As aanstipte, betreft het communiceren over genomen bestuursbesluiten. Jaarverslagen zouden meer aandacht moeten geven aan hoe bestuursbesluiten tot stand zijn gekomen. Een economische outlook en ontwikkelingen in gebieden waar wordt belegd, is, wat de heer Van As betreft, van minder belang terwijl de jaarverslagen van pensioenfondsen juist daarover veel berichten.

In de kenmerken van een goed bestuurder (deskundig, onafhankelijk en beschikbaar) is de tijdsfactor zeer belangrijk. In de praktijk ziet de heer Van As als toezichthouder bestuurders die melden een dag per maand aan bestuurstaken te besteden. Dit is veel te weinig. Een deskundige bestuurder moet over alle stappen van besluiten kunnen vertellen met welke argumenten die stappen zijn genomen. Dit moet goed zijn vastgelegd ten behoeve van alle belanghebbenden van een pensioenregeling.

Sommige bestuurders nemen plaats in de besturen van zes of meer pensioenfondsen. Dit doen zij naast hun dagtaak. Dat is praktisch niet te doen, wil je een pensioenfonds besturen volgens de normen van de Pensioenwet en van goed pensioenfondsbestuur.

De heer Van As hamerde erop dat in de kring van bestuurders alle benodigde deskundigheid aanwezig moet zijn. Te vaak zijn deskundigheidsplannen al enkele jaren oud. Dat voldoet niet meer in een tijd waarin een samenleving mondiger wordt, de regelgeving ingewikkelder en de financiële markten grillig.

Deskundigheidsplannen van een pensioenfondsbestuur moeten meer zijn toegesneden op de complexiteit van het pensioenfonds, de risicokarakteristieken, de continuïteit van het bestuur en het afleggen van verantwoording hoe de deskundigheid op peil wordt gehouden.

De deskundigheidsmatrix die DNB in de praktijk vaak ziet, is verouderd, onvoldoende toegesneden op het risicoprofiel van het pensioenfonds, te algemeen. Er zijn onvoldoende consequenties bij blijvende ondeskundigheid of onvoldoende functioneren.

DNB pleit ervoor dat een bestuur kritisch naar zichzelf kijkt, zichzelf lastige vragen stelt en het eigen functioneren evalueert.

Invalshoek sociale partners: Algemene Werkgeversvereniging Nederland
De AWVN is namens werkgevers vertegenwoordigd in de besturen van een aantal ondernemingspensioenfondsen.

De AWVN ondersteunt verdere professionalisering van pensioenfondsbesturen.


mr Leon Mooijman

Binnen een pensioenfonds nemen de beleggingen nu een zeer belangrijke plaats in. Beleggingsexperts slagen er niet in om de toekomst van financiële markten te voorspellen. Er rust meer verantwoording op de schouders van de pensioenbestuurders. Zij moeten de pensioenbeleggingen door de financiële turbulentie loodsen.

De AWVN constateert in de praktijk dat bestuurders niet altijd weten wat zij niet weten. Zij vertrouwen vaak op de vaste adviseurs en hebben daardoor soms onvoldoende inzicht in hoe zaken anders of beter kunnen worden geregeld.

De kennis van beleggingen en daarmee verbonden risico’s is lang niet altijd voldoende.

Vereenvoudiging op een aantal punten kan positief uitwerken. Een eenvoudige pensioenregeling betekent een eenvoudige uitvoering. Voor een bestuurder is die situatie goed te beheersen. Hij moet zich telkens afvragen wat hij weet, wat hij kan, is hij in staat om een groot belang te dienen?

De AWVN is van mening dat het goed is om onafhankelijke deskundigen toe te voegen aan pensioenbesturen. Een pensioenfonds van uitsluitend deskundigen wijst de AWVN af .  De betrokkenheid tussen de onderneming, werknemers en pensioenfonds zou dan verdwijnen.

Invalshoek politiek

Kamerlid dr. Pieter Omtzigt (CDA), lid van de vaste kamercommissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid, legde uit hoe vanuit de politiek wordt gekeken naar de pensioensector.

Vanuit een politieke invalshoek vond hij het niet te begrijpen dat het zoveel moeite kost om gepensioneerden een stem te geven in pensioenfondsbesturen. De maatschappelijke tendens daartoe is duidelijk aanwezig.

Nu is er een maatschappelijke waarneming dat pensioenbestuurders niet altijd zijn opgewassen tegen de complexiteit van financiële markten. Daardoor betaalt men uiteindelijk meer premie en ontvangt men later een lager pensioen dan waarop men nu misschien rekent.

Pensioenfondsen moeten zorgen dat zij hun zaakjes op orde hebben, anders trekt de politiek de pensioenen naar zich toe.

Na afloop signeerde prof. dr. Bomhoff zijn boek:
Uitgekleed. Hoe onze welvaart verdween’, Uitgeverij Balans, Amsterdam, derde druk, 2010

Print